Poetsen

Mijn zoon woont in een van de zijstraten van de Van Wou, dicht tegen de Ceintuurbaan aan. Elke keer als ik bij hem op bezoek kom, gaan mijn gedachten terug naar de buurt waar ik ben opgegroeid. Niet in De Pijp, maar in Oud-West en mijn jeugdherinneringen worden opgerakeld door de staat waarin het trappenhuis van het pand waar hij woont, zich bevindt.

De laatste keer dat de buitendeur van het pand een verfkwast heeft gezien, ligt waarschijnlijk nog in het vorig millennium. Direct achter de voordeur ligt onder een stuk stof, ooit verkocht als deurmat, een losse plaat hout. Mogelijk daar neergelegd om een gat te verbergen. De traploper… tja, is ooit een traploper geweest, maar verdient die naam al lang niet meer. De trapleuning en de muren zijn net als de voordeur al jaren niet meer door een verfkwast aangeraakt.

Voor zover ik me kan herinneren, lag het trappenhuis van het pand waar ik ben opgegroeid er altijd onberispelijk bij. Dat trappenhuis, de dikke houten voordeur en al het houtwerk aan de voor- en achtergevel werden misschien niet jaarlijks, maar wel regelmatig in opdracht van de particuliere huisbaas van een nieuwe laag verf voorzien. Mijn moeder voorzag de schilders dan altijd van een kop koffie, wat te eten en soms zelfs een biertje. Niet in de laatste plaats, omdat er binnenshuis ook altijd wel een verfklusje te doen was, dus een beetje eigenbelang zat er wel in. En de schilders waren altijd bereid dan ook de deurposten en raamkozijnen aan de binnenkant mee te nemen.

Regelmatig werden de traplopers – door de bewoners zelf – afgehaald en dan mocht ik als klein jochie de roedes eruit halen (en later helpen met weer insteken, maar dat was een stuk moeilijker dan je dacht). Ik hoor nog het regelmatige geklop van d3 mattenklopper, waarmee het vuil uit de traploper werd geslagen. De koperen brievenbus en koperen deurknop van de buitendeur glommen letterlijk als een spiegel, maar onze buurvrouw van 1-hoog poetste deze dan ook dagelijks. De bewoners van de benedenhuizen schrobden wekelijks het portiek, en wee je gebeente als je met je modderpoten het lef had om tijdens deze schoonmaakwoede gewoon maar door te lopen. Uit die schoenen, terwijl de chloor- en ammoniakgeur je neusharen prikkelden.

Een glazenwasser hadden we niet thuis. Bij de wekelijkse lapbeurt werden de gewichten aan de zijkanten van het raam losgekoppeld, en het raam uit de sponningen getild. Voor de zijramen stapte moeders zonder enige vorm van twijfel naar buiten om – zich met één hand vasthoudend – staand op de vensterbank buiten de ramen te lappen. En zij was niet de enige die het op deze manier deed.

Maar goed, dat was toen en ik wil geen pleidooi houden van ‘vroeger was alles beter’, want dat was het niet. Vroeger was alles anders. En wie ben ik om een oordeel te vellen over het trappenhuis van mijn zoon, als hij er zelf geen moeite mee heeft. En binnen is het schoon. Dat weet ik.

Nol de Vries

0 Shares