Bart Vink wil als bestuurder de wijk in en aanspreekbaar zijn

Het wordt tijd om kennis te maken met Bart Vink. De 55-jarige politicus van D66 heeft de komende vier jaar namelijk de voorzittershamer van het stadsdeelbestuur in Zuid in handen. “Zuid voelt al van kleins af aan als mijn stadsdeel, mijn Amsterdam. Alleen dat al maakt het mooi om hier te zijn.”, zegt hij met een lichte, maar onvervalste Delftse tongval.

Geboren in Delft zette hij zich in zijn tienerjaren vaak af tegen de hoofdstad, want tja… pa en ma hadden het vaak nergens anders over. “Als mijn ouders zeiden ‘we gaan naar de stad’, dan gingen we niet naar Delft of Den Haag, maar gingen we naar Amsterdam.” En als Barts ouders het over Amsterdam hadden, hadden ze het over Zuid. Zijn moeder was daar geboren, oma van vaders kant woonde in de Rivierenbuurt. Studeren? Dat deed Bart in Utrecht – want opstandig als hij was, ging hij natuurlijk niet in Amsterdam studeren. “Het heeft even geduurd eer ik hierheen kwam, maar nu woon ik bijna dertig jaar in Amsterdam, waarvan een groot deel in Zuid en dat voelt prima.”

Hij was al heel jong politiek bewust. Zijn ouders, ma in iets mindere mate dan pa, waren politiek geïnteresseerd. Kleine Bart, amper tien jaar oud, wist op de hockeyclub – ‘ja, ik heb gehockeyd’ – te vertellen dat ze bij de verkiezingen van 1977 toch echt op Joop den Uyl (PvdA) moesten stemmen. “Oké, daar ben ik later van teruggekomen”, zegt hij lachend. “Maar mijn ouders waren toen D66, dus… inderdaad wilde ik iets anders. Op jonge leeftijd vond ik D66 ook wel wat te netjes en te braaf. Maar op oudere leeftijd… vind ik het prettig om wel scherp te kiezen, maar niet extreem te zijn en juist ruimte te bieden aan iedereen. Ik baseer me vooral op de waarden die ik van huis uit heb meegekregen. Volgens mij is dat heel gezond. Als ik dan naar alle partijen kijk, pas ik het beste bij D66. Maar dat betekent niet dat ik elk scheet en elk standpunt van mijn partij deel.” Voorbeeld? Op het dilemma cameratoezicht en preventief fouilleren reageert hij desgevraagd: “Ik weet dat mijn partij in de raad daar terughoudender tegenover stond dan ik. Voor de veiligheid denk ik namelijk dat het soms wel degelijk verstandig is om te doen, al besef ik me dat privacy van mensen natuurlijk ook heel belangrijk is en je het daarom niet zomaar moet invoeren.” Even terug naar de hoorzitting van 15 juni, toen hij vanwege zijn kandidatuur door de stadsdeelcommissieleden werd ondervraagd en beoordeeld (van de vijftien leden stemden er veertien leden voor, red.). Het woord ‘verbinding’ kwam regelmatig voor in zijn presentatie, en daarbij richtte hij zich nadrukkelijk op alle inwoners én op de Zuidas. Dat mag geen eiland worden in Zuid, maar moet de verbinding zijn tussen de Rivierenbuurt, Prinses Irenebuurt en Buitenveldert. “De Zuidas is een geweldige plek voor Zuid én voor Amsterdam, waarmee we veel kunnen bereiken. Maar dan moet het wel een plek zijn, waarvan je het leuk vindt om heen te gaan. Ik hoor zelden iemand zeggen: ‘Zeg ga je mee, gaan we leuk naar de Zuidas’. Dat zie ik wel voor me als toekomstbeeld.”

“Ik heb me in de raad ingezet voor een park boven op het dok (het project Ring Zuid/station Zuid bevat onder meer het deels ondergronds leggen van de ringweg, red.). Dan creëer je een plek waar iedereen heen wil. Maar pas op. Zeg niet ‘we zijn nu aan het bouwen, het wordt straks allemaal heel mooi, terwijl de praktijk voor vele mensen is dat ze nog vele jaren naast een bouwput leven’. Dit project is pas in 2036 klaar, en zorg dat het in die tussentijd ook een leuke en fijne plek is om te vertoeven. Dat is een hele uitdaging, maar het is wel essentieel.” En om die prettige plek ook voor straks te waarborgen, is hij voorstander van het dokmodel. “In mijn beleving is er ook geen alternatief. Je kunt de ringweg niet op een dijklichaam laten liggen en dan verbreden, want met een snelweg naast je raam wordt het dan zeker geen aantrekkelijke plek. Ik mag hopen dat de wijsheid zegeviert en dat we hier dat dok gaan krijgen en daarmee eindelijk de fysieke barrières in het midden van ons stadsdeel wegnemen.”

Nog iets, wat hij aanstipte tijdens de hoorzitting. Engelstalig worden bediend in de kroeg of winkel, waardoor sommige inwoners zich niet meer thuis voelen in Amsterdam. En dat voelt niet altijd prettig, oordeelt hij. “Natuurlijk moeten we verder kijken dan alleen Nederland en onze directe omgeving. Dat geldt zeker voor Amsterdam. Tegelijk vind ik het ook fijn om hier in het Nederlands te worden bediend. Ik ben daar soms wat hardnekkig in. Mijn dochters vinden dan weer dat ik niet zo moeilijk moet doen. Misschien zit er in beide wel een stukje waarheid. Buiten de taal gaat het natuurlijk ook om de houding, in het hoe je wordt benaderd.”

Dan: “Ik snap dat in een internationale omgeving als bijvoorbeeld de VU veel in het Engels gebeurt. Maar op de wegwijzers staat het welkom nu alleen in het Engels, op de gebouwen staat “Building 1”, enzovoorts. Een derde van de studenten komt van buiten Nederland als ik het goed heb, dat betekent dat twee derde nog altijd Nederlands is. We slaan dan ook wat te ver door. Maak het tweetalig zou ik zeggen, zoals Jan Paternotte – tussen 2006-2017 voor D66 raadslid in Amsterdam – ooit voorstelde om in het ov door te voeren. Net als bij de studenten komt ongeveer een derde van alle inwoners van Zuid uit een ander westers land. Dat je voor hen Engels hanteert is logisch, maar houd ook respect voor je eigen taal.”

En waar hij tijdens de hoorzitting ook nadrukkelijk op inging: het beeld van ‘naar Zuid hoeven we niet om te kijken, want in Zuid gaat het toch wel goed’, dat is een beeld dat hij niet deelt. Vink wijst op de grootte van Zuid (ca. 145 duizend inwoners, red.) en onderstreept dat het weliswaar een kleiner percentage is dan in andere stadsdelen, maar dat er wel degelijk een groot aantal mensen is in Zuid met specifieke problemen, een laag inkomen of afstand tot de arbeidsmarkt.

“Denk niet dat het in Zuid af is, want dat is het nog niet. Er moet hier nog veel gebeuren, op allerlei plekken. Ik zou ook meer groen – bijvoorbeeld de Zuidas is wat mij betreft te versteend – willen. Je wilt niet dat inwoners vuil- en rattenoverlast ervaren of zich verloren voelen tussen de vele rijdende en geparkeerde auto’s. Dat is nu vaak wel het geval. Mensen moeten zich ook vrij voelen om zichzelf te zijn en je wilt dat mensen zich ook op straat veilig voelen en zichzelf kunnen zijn. Wat kun je daaraan kunt doen? Dat begint met de houding van de overheid, waaruit moet blijken dat iedereen welkom is. Je kunt niet met een toverstafje de samenleving veranderen, maar je kunt wel het goede voorbeeld geven. Iedereen doet mee en iedereen mag ook meedoen, van welke regenboogkleur en welke afkomst dan ook. En ja, soms moet je natuurlijk ook gewoon handhaven.” Als bestuurder wil Bart Vink vooral ook bereikbaar en benaderbaar zijn. “Ik wil veel de buurt in, nu – na de coronapandemie – moet het spreekuur weer in ere worden hersteld. Als je een stadsbestuur op het niveau van de stadsdelen wilt, moet je als stadsdeelbestuurder ook makkelijk aanspreekbaar zijn. Dat is misschien wel de grootste meerwaarde van bestuurders dicht bij de inwoners, in de stadsdelen. U mag mij dus op allerlei plekken in Zuid verwachten. Ik kijk daar naar uit”.

0 Shares